De stappen in de culturele ontwikkeling van jongeren worden steeds toegelicht aan de hand van een doorkijkje in de theoretische achtergrond van de leeftijdsfase. Deze doorkijkjes worden gekoppeld aan een praktijkvoorbeeld, welke zijn opgehaald in een klankbordgroep.

Doorkijkje vroege adolescentie

Verbeelden – De leeftijd 10-14 jaar wordt aangeduid als de vroege adolescentie. Jonge adolescenten zijn vaak gevoelig voor het nieuwe, het vreemde, het onbekende. Die openheid en creativiteit passen ze ook toe door allerlei identiteiten uit te proberen. Het aanspreken van hun nieuwsgierigheid, verwondering en fascinatie werkt dan ook goed. Dat jongeren in deze levensfase van alles uitproberen, zien we ook terug in kledingstijlen, taal, humor en interesses. Ze lijken heel gemakkelijk te wisselen van identiteit en dit ook als vrijblijvend te ervaren, nog zonder innerlijk conflict of identiteitscrisis.

Doorkijkje vroege adolescentie

Praktijkvoorbeeld

Docent Wouter Hädicke bracht als praktijkvoorbeeld zijn monsteropdracht in. Dit zei hij hierover: “Ik herken heel erg deze theorie van het cultureel bewustzijn in mijn les. Mijn les was eigenlijk heel simpel ‘Ontwerp een monster’, voor klas 1, die jongeren hebben dat verhalende ook heel erg nodig. We zijn veel bezig met gepersonaliseerd leren en ik heb dus geen eindproduct voor ze bepaald. Er waren allerlei technieken aanwezig in het lokaal. Wat me opviel is dat de groei bij de een ook een groei veroorzaakt bij de ander. Dat vond ik heel tof aan deze opdracht, dat we gewoon met een tekening en een schets van een monster met slagschaduw en strijklicht zijn begonnen, en heel organisch kaapten de leerlingen mijn opdracht en zijn ze daar zelf heel veel dingen mee gaan doen. Ik heb het heel erg losgelaten gedurende acht weken. Ze gingen hun eigen weg. Uiteindelijk had ik een hele bak resultaten waar ik alleen maar negens en tienen voor heb gegeven.”

Wouter was dus met name enthousiast over het proces dat in gang werd gezet bij de leerlingen en dat het tot zo veel verschillende producten leidde. Er was veel ruimte voor de leerling om zelf keuzes te maken en een eigen proces aan te gaan. Hij liet ze zich eerst verdiepen in werk van kunstenaars vanuit kleurgebruik en licht. Vervolgens liet hij ze monsters verzamelen uit films, folklore en mythologie, games en werkelijk bestaande vreemde wezens uit de biologie. Hiermee stimuleerde hij de waarneming en ook de verbeelding. Die werd nog verder aangewakkerd door vragen als ‘Wat heeft jouw monster nodig om te overleven?’ en ‘Waar leeft het monster?’. Vervolgens gingen de leerlingen het monster schetsen, om het daarna te herscheppen in een nieuw medium. Uiteindelijk werd ook analyse nog aangesproken waar ze vanuit kennis over licht en schaduw en kleurgebruik moesten uitleggen hoe deze de sfeer kunnen bepalen.

Conceptualiseren – Tegelijkertijd zien we ook dat ze zich terugtrekken, in zichzelf of in de vriendengroep, en dat ze daarin juist ook conformistisch zijn. Ze vinden veiligheid, herkenning en erkenning in de groep, en nemen ook de normen, waarden en ideeën van de groep over. Ze vertonen in de groep gedrag en uitingsvormen passend bij de groep en identificeren zich hiermee. De algemeen menselijke neiging om het eigen denken, de heersende normen en waarden binnen de eigen groep en context als normaal te beschouwen, zien we dus bij jonge adolescenten versterkt. Dat wij mensen en onze pubers in het bijzonder zo sterk conceptueel georiënteerd zijn, heeft ook veel voordelen. Het maakt dat we ons kunnen aansluiten en verbonden voelen bij een groep. Nadeel kan zijn dat we vanuit die conceptuele bubbel ook naar de ander en naar de wereld om ons heen kijken. Wat binnen de groep bestaat aan ideeën, idealen, normen en waarden, gaan we als ‘normaal’ beschouwen. Dat jonge adolescenten aan de ene kant nog zoekende zijn bij welke groep ze willen horen, daarin van alles uitproberen, terwijl ze aan de andere kant dat conceptuele vermogen ontwikkelen, zien we ook terug in hun creatieve uitingen. Zowel in wat ze maken als wat ze graag beleven, zien we een voorkeur voor het extreme, het karikaturale, voor overdrijving, terwijl het tegelijkertijd ook ‘echt’ moet lijken en moreel gezien ook moet ‘kloppen’.

1400

Praktijkvoorbeeld

Docent Celina van den Heuvel bracht als praktijkvoorbeeld haar lessen CKV in. “Ik geef CKV, nu in een lockdown, en er is een opdracht geweest in havo 4 en vwo 4, die ik heel tof vond. We hebben de leerlingen naar drie culturele activiteiten gestuurd op drie verschillende disciplines, vooral veel online. Het opende ook wel weer een nieuwe wereld, online een museum bezoeken en op pixel-niveau Van Gogh kunnen bestuderen. Vervolgens gingen ze vanuit de link tussen die drie een eigen kunstwerk maken. Die uiting mocht op allerlei manieren. Vanaf dan kwam het veel dichter bij de leerlingen. Dat ondernemende kwam hier echt uit, en de eigenheid. Wat ze uiteindelijk gemaakt hebben, het kunstwerk, werd heel betekenisvol. Schilderijen, liedjes, films met muziek, teksten, foto’s, dans. Ik heb zo veel fantastische dingen voorbij zien komen, en ik vond het superleuk om te doen. Iedereen kon er op een eigen manier mee omgaan. Alles mocht, zolang de link maar duidelijk werd en er drie disciplines en activiteiten in terug kwamen.”

Wat hierin opvalt, is dat de media van de drie culturele activiteiten en de vaardigheid verbeelding het uitgangspunt waren en dat er bij voorbaat geen onderwerp of thema is benoemd. Docent Celina van den Heuvel gaf wel aan dat de inhoudelijke verbinding vanzelf ontstond tijdens de opdracht. Die werd door de leerling zelf gemaakt, of soms door ze daarin te helpen.

“Ze vonden dus veelal ook een inhoudelijke, of thematische link. Soms was die ook wel wat plat, ‘Alles gaat over gevoel’ of ‘Het is allemaal kunst’, dan stuur je daar wel wat in bij. Maar de kracht was dat ze eigenaar waren van hun eigen proces. Ook heb ik ze aangesproken op waar het hen geraakt heeft. Waar het de leerling gepakt heeft, dat moeten ze ook zien over te brengen in hun eigen werk. Alleen het gesprek hierover was al heel waardevol.”

Doorkijkje midden adolescentie

Conceptualiseren – Dat er in de studies over de adolescentiepsychologie zo veel aandacht is voor het lastige, problematische, heeft vooral te maken met wat er in de midden adolescentie (14-16 jaar) plaatsvindt. Waar de veelzijdigheid in de vroege adolescentie nog geen verwarring oproept, kan dit in de midden adolescentie wel gebeuren. ‘Wie ben ik nou eigenlijk echt?’ ‘Hoe kan het dat ik me in die situaties zo voel en op andere plekken weer zo?’ is het type vragen dat de jongeren gaan stellen. Die toenemende differentiatie in het zelfbeeld kan dus verwarrend worden. Conceptueel denken is beschermend ten aanzien van de eigen subgroep. Daar waar maatschappelijke, maar ook religieuze of politieke overtuigingen worden aangevallen en verdedigd, zoals in debatten, discussies, columns of toespraken, is veelal sprake van conceptueel denken. Jongeren lijken dan ook graag de strijd aan te gaan, met de ander, het andere, zowel buiten als in zichzelf. Dit opent natuurlijk ook in kunst- en cultuuronderwijs allerlei mogelijkheden. Dat wat anderen denken of vinden, zeker als het belangrijke personen in hun leven zijn, zoals ouders, vrienden, maar ook fictieve helden of idolen, speelt een grote rol. Ook zien we in de midden adolescentie vervormingen van het zelfbeeld, zoals grote zorgen om wat anderen denken en de ervaring dat de hele wereld om hen draait en dat hun leven volstrekt uniek is en niemand hen echt begrijpt. 

Doorkijkje midden adolescentie

Praktijkvoorbeeld

Jantine Hoekstra (educatie Parktheater Eindhoven) bracht als praktijkvoorbeeld de talkshow 'CKE en Parktheater Eindhoven: Jong, Wild & Cultureel’ in:

Een show die echt gaat over dingen die wij leuk vinden. Ja en dan niet door volwassenen die voor ons bedenken wat wij tof vinden. Of die zeggen dat het heel ‘cool’ is, terwijl niemand dat woord meer gebruikt. Maar het moet wel echt ergens over gaan.

“Met een contactpersoon van het Centrum voor de Kunsten in Eindhoven kwam ik in gesprek over het feit dat we een podium misten voor jongeren in onze stad, buiten school om. Vanuit dat gesprek kwamen we tot het idee om eens een talkshow in te richten die aansluit bij jongeren. We legden de vraag terug bij jongeren in de stad en zijn met hen hierover in gesprek gegaan. Het is mooi hoe, vanuit die dialoog, er iets ontstaat wat zij echt interessant vinden. In verbinding met die jongeren kwamen we tot een talkshow met vijf deelnemers en twee gasten. Als begeleiders speelden wij een rol in het aanbrengen van verdieping in het programma, maar ook het wat richting te geven in regie (en het daardoor wat ‘spannender’ te krijgen). De populaire thema’s waar ze mee kwamen probeerden we daardoor wat interessanter te maken. De jongeren vonden dat ook prima en waren daar uiteindelijk ook blij mee. 

Het was opvallend dat de deelnemende jongeren tussen de 16 en 18 jaar waren, maar het publiek vooral bestond uit 14 tot 16-jarigen. We deden uiteindelijk een versie voor de lockdown live, om vervolgens tijdens covid een onlineversie te maken die we niet hebben uitgevoerd, en als laatste op Koningsdag een live televisieversie. Normaal in het theater zou het vijf kwartier duren, maar nu maar 20 minuten. 

Wat ik echt heel tof vond was dat de jongeren zelf gingen bespreken waarom dit voor hen van betekenis was. Ze bespraken zelfs wat het met hun identiteit deed. 

Met de theorie van het cultureel bewustzijn kan ik nu ook beter plaatsen dat één jongen er echt wat ‘jonger’ in stond, wat hij zelf ook aangaf. Wat ik ook heel boeiend vond was welke gasten de jongeren dan uitnodigen en als inspirerend zien. Ik vond de context ook heel belangrijk voor hen; wanneer voel je je veilig? De jongeren namen zelf de communicatie op zich. Daarnaast waren ze ook echt eigenaar van het proces, wat ik essentieel vind. Dat je eigen keuzes mag maken, ook al kun je daar wel in gestuurd worden. Dan heeft het meer kans om betekenisvol te worden. In de toekomst wil ik het graag domein-overschrijdend maken als maatschappelijke diensttijd, waarbij jongeren vanuit verschillende scholen kunnen aanhaken.”

Jantine Hoekstra vertelde enthousiast over wat er kan gebeuren wanneer er een juiste balans is tussen enerzijds eigenaarschap en ruimte voor de leerling om zelf keuzes te maken, en anderzijds sturing vanuit makers en educatoren. Wat hieruit ook blijkt, is dat het de jongeren heel erg aansprak om het te hebben over wie ze zijn en hoe ze zich verhouden tot de vriendengroep en tot anderen. De nadruk lag op conceptualisering en de verbeelding hiervan. Het begon als een buitenschools project met het Parktheater, maar de ideeën om het met het voortgezet onderwijs te verbinden, dienden zich al snel aan. Het makerschap van de leerlingen is geactiveerd, door ze de ruimte te geven om het uit hun wereld te laten ontstaan, en tegelijk hun wereld te verbreden en te verdiepen vanuit inspirerende voorbeelden en heldere randvoorwaarden, zoals de veilige setting en de technische ondersteuning.        

Doorkijkje late adolescentie

Analyse – De late adolescentie die veelal wordt verbonden met de leeftijd 16-18 jaar, maar die in de literatuur ook wel verder doorloopt tot in de volwassenheid, wordt geassocieerd met het oplossen van de tegenstrijdigheid en zorgen die in de midden adolescentie soms zo hoog zijn opgelopen. Voor jongeren waarvan de verschillende ‘werelden’ en de ‘rollen’ die van hen verwacht worden sterk uiteenlopen, kan dit extra urgent zijn. Wanneer de normen en waarden thuis afwijken van die op school of in de vriendengroep, bijvoorbeeld waar de culturele achtergrond verschilt, ligt er een grotere uitdaging. Het abstracte denken dat zich verder ontwikkelt, stelt hen in staat om tegenstrijdigheid te omvatten en daarmee op te lossen. De bezorgdheid om wat anderen denken neemt af en er ontstaan meer eigen toekomstvisies. Waar verbeelden en conceptualiseren wel als vanzelfsprekend ontstaan in de ontwikkeling, geldt dat niet voor analyse. Wanneer we het als docent, als school of als samenleving van belang achten dat jongeren dit leren, moeten we daar dus actief op inzetten. Het besef dat de eigen achtergrond, opvoeding, de sociaal-culturele omstandigheden en context bepalend zijn voor hoe je als jongere naar jezelf en de ander kijkt, is niet eenvoudig te leren, maar lijkt wel de sleutel te zijn tot relativering en mogelijk ook tot analytisch denken.

Doorkijkje late adolescentie

Praktijkvoorbeeld

Erica van de Kerkhof (Educatie Theater Artemis) bracht als praktijkvoorbeeld het project 'I like school and school likes me' in.

“Ik wil graag zo min mogelijk vastleggen en zeker niet van tevoren opschrijven wat we zullen gaan bereiken met een project of voorstelling. Juist omdat ik die openheid en dat avontuur zo zoek bij de docenten, bij de school, bij de leerlingen. Het beste voorbeeld daarvan is ‘I like school and school likes me’. Een beetje gebaseerd op ‘I like America and America likes me’ van Joseph Beuys die zich in een galerie had opgesloten met een coyote en drie dagen lang probeerde contact te maken. Wij hebben op negen verschillende scholen een kunstenaar drie dagen lang op school opgesloten. Die was 72 uur op die school. Het was een soort residentie, dus die ging gewoon aan het werk. Niet een compleet nieuw project, maar iets dat in de lijn van hun werk lag. Geen workshops, geen vaste momenten in de klas. Ze waren er gewoon. Het was heel verschillend hoe dit uitpakte. Vanuit de kunstenaar, maar ook hoe de school ermee omging was heel verschillend. De CKV-docent was vaak onze ingang, maar omdat het wel wat voeten in de aarde had, kwamen we ook snel met directie in contact. Vanuit hen werd het ook wel gezien als iets dat over mensontwikkeling ging, over hoe gaan wij om met een vreemdeling of met het vreemde in de school? Daar waren zij heel nieuwsgierig naar. Op sommige scholen leidde het tot veel reflectie, op andere scholen vonden docenten dat heel moeilijk.”

“Ik zag in de theorie over het cultureel bewustzijn bij conceptualisering iets staan over mythes. Nou, dit werd echt een mythe in de school. Er zit een man in onze school en hij slaapt hier, we weten niet precies waarom. Wat we ook merken is dat de verhalen over deze drie dagen nog heel lang doorwerken op de school. Het heeft veel indruk gemaakt. Er ontstond van alles. Je kreeg bijzondere gesprekken, zowel positief als negatief, met mensen in de hele school. Je kunt met die kunstvakken ook zo lekker de structuur doorbreken, gewoon niet in een vakje passen.” 

Kunstenares Manon van Hoeckel verbleef in 2018 op het Lindecollege te Wolvega, waar ze artistieke interventies deed in de school die van alles in beweging zetten. Ze blokkeerde het pad, leidde leerlingen docentenkamer in, en doorbrak met allerlei kleine maar ook wel ingrijpende wijzigingen het patroon van de school. “De middelbare school is volgens mij heel erg de plek waar je op zoek gaat naar je eigen weg. Waar wil ik heen? Wat wil ik in de toekomst? Welke richting moet ik dan gaan kiezen? Zeker omdat je dat moet doen binnen die bepaalde structuren die er nu eenmaal zijn op school. Toen dacht ik, is het dan niet leuk om letterlijk de weg af te zetten, zodat leerlingen maar ook leraren hun eigen weg moeten zoeken door de school en misschien ook wel op nieuwe plekken komen en ook wel op nieuwe plekken komen of anders tegen de situatie aankijken.

Ik denk dat juist de inefficiënte kanten van het leven kunnen zorgen voor nieuwe inzichten en ideeën. Dus ik ga het wat minder efficiënt maken in de school.” De leerlingen die ze spreekt in dit fragment, begrijpen waar het haar om te doen is: ‘anders kijken’, ‘vanuit een ander perspectief’, ‘uit je comfortzone stappen’. De interventies spreken tot de verbeelding, maar roepen vooral vanuit wrijving en confrontatie de kernvragen op: wie ben je, wie wil je zijn, wat is een school, en hoe verhoudt de school zich tot de ontwikkeling die jij maakt als leerling of docent? Conceptualisering en zeker ook analyse wordt hiermee aangesproken. 

Na dit voorstel om vanuit een theorie van cultuur als proces naar kunst- en cultuuronderwijs te kijken en een inkijkje in de ontwikkeling van het cultureel bewustzijn van jongeren, is er nog de vraag hoe docenten en aanbieders met deze gegevens zouden kunnen werken en samenwerken.

Lees verder