In deze fase experimenteert de school met de inzet van cultuureducatie binnen hun onderwijs, culturele omgeving en curriculum. De leraar verbindt een persoonlijke leervraag aan de ambitie van de school (KLIK). Op die manier kan het hele team een bijdrage leveren aan het realiseren van de ambitie op het gebied van cultuureducatie.

1193
1343

Professionalisering speelt een grote rol in de fase experimenteren. De inhoud van de teamtraining en de ervaring van de leraar in die training geeft voeding aan een persoonlijke leervraag van de leraar (KLIK). De leraar experimenteert in de klas met hoe hij of zij vanuit die leervraag vorm kan gaan geven aan de ambitie van de school. De leraar kan daarbij ondersteund worden door een co-teacher in de klas. Met de gedragsindicatoren als ondersteunende kijkrichting, oefent de leraar met het aanspreken van de drie culturele competenties bij de leerling. 

Bijvoorbeeld door procesgerichte activiteiten te starten of door de drie domeinen bewust in één activiteit aan bod te laten komen. De leraar onderzoekt op deze wijze zijn of haar eigen praktijk. De leraar kan vanuit dit onderzoek benoemen hoe de ambitie vorm kan gaan krijgen en wat dat betekent voor de beweging op de lijn van het onderwijs en de lijn van de leerling. De ervaringen van de eerste experimenten kunnen worden besproken in het voortgangsgesprek.

In deze fase zijn betrokken: intermediair, directeur, cultuurcoördinator, trainer, co-teacher en leraar.

Wat is er na deze fase zichtbaar ontwikkeld op de lijn van:

  • De directeur, cultuurcoördinator en het team formuleren een definitieve gezamenlijke ambitie van de school.
  • De directeur, cultuurcoördinator en het team geven aan hoe de gedeelde waarde cultuureducatie vertaald kan worden naar culturele activiteiten in de klas en de culturele omgeving. Waar liggen kansen en aansluitingen op de lijn van de leraar?
  • De directeur, cultuurcoördinator en het team formuleren wat daarin de eerste behoefte is in professionalisering van het team in de vorm van een scholingsvraag.

  • De leraar benoemt zijn of haar persoonlijke waarde van cultuureducatie en kan deze verhouden tot de benoemde visie van de school.
  • De leraar heeft zicht op de geformuleerde ambities en doelen in het jaarplan cultuureducatie van de school.
  • De leraar formuleert een persoonlijke leervraag om te werken aan de ambitie en doelen van de school. En om in te kunnen spelen op de persoonlijke waarde van cultuureducatie van zijn of haar leerlingen. 
  • De leraar kan aangeven wat hij of zij nodig heeft om aan deze leervraag te gaan werken.
  • De leraar heeft kennis opgedaan van nieuw aangereikte cultuurdisciplines, cultuurprofessionals, instrumenten en producten die aansluiten bij de fase van experimenteren.
  • De leraar heeft de persoonlijke leervraag van de leerlingen in beeld met betrekking tot cultuureducatie.

  • De leerling experimenteert met culturele activiteiten en kan zijn of haar betekenisvolle ervaringen bijhouden.
  • De leerling is betrokken in de reflectie op de culturele activiteit.
  • De leerling ervaart meer vrijheid en ruimte in de uitvoering van culturele activiteiten.
  • De leerling geeft door het ervaren van culturele activiteiten zijn of haar leervraag aan en werkt aan de vraag in de volgende activiteit(en).